Beeldhouwer: Johan Theodore Stracké
Materialen: beeld en letters op voetstuk: brons; voetstuk: hardsteen
Gieting: Merkelbach van Enckhuizen & Co, Breda
Domplein, Utrecht
Onthuld op 15 oktober 1883

__________
.
HET OUDSTE BRONZEN BEELD IN UTRECHT
“Graaf Jan van Nassau”, ontworpen in 1880, voltooid in mei 1883 en onthuld op 15 oktober 1883, is het oudste bronzen beeld in Utrecht.
DE VOORGESCHIEDENIS
In de laatste 30 jaren van de negentiende eeuw was er in Nederland, vergeleken met andere landen in Europa, een hausse in het oprichten van monumenten aangaande gebeurtenissen die in de geschiedenis van Nederland van belang waren en standbeelden van personen die daarin een grote rol hadden gespeeld. Deze monumenten en standbeelden werden op plekken geplaatst waar veel mensen kwamen en waar veel verkeer was, zodat ze voortdurend goed zouden opvallen.
In sommige kringen in Utrecht bestond in de negentiende eeuw de wens een nationaal gedenkteken op te richten voor de Unie van Utrecht, die zij aanmerkten als de grondslag van de Nederlandse Staat, waarvan iedereen in Nederland kennis moest hebben. Bij de viering in 1829 van 250 jaar Unie van Utrecht vond een voorstel hierover van professor H.J. Royaards, kerkhistoricus, geen weerklank. Het voorstel in 1845 van dominee M.A. van der Bank om een standbeeld op te richten van graaf Jan van Nassau, de grondlegger van de Unie van Utrecht die al meer dan twee eeuwen de hoeksteen was van het Nederlandse staatsbestel, ketste af op de hoge kosten. Het alternatief, een eenvoudig gedenkteken op de Neude voor de Unie van Utrecht, werd in de ijskast gezet. In 1848 liep de tweede poging van Van der Bank om een standbeeld van Jan van Nassau opgericht te krijgen op niets uit, evenals zijn poging in 1853 om dit via koning Willem III te bewerkstelligen, die dat jaar een bezoek bracht aan Utrecht. B en W van Utrecht en de directeuren van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen konden hierover niet tot een eensluidende aanbeveling komen.
Begin 1877 richtten een aantal inwoners van Utrecht zich tot prins Hendrik, een broer van koning Willem III, met het voorstel om in Utrecht in 1879 in het kader van het derde eeuwfeest van de Unie van Utrecht een standbeeld van Jan van Nassau op te richten. Van de zijde van de prins kwam geen antwoord.
In de zomer van 1877 werd een hoofdcommissie opgericht die als taak had de feestelijkheden te organiseren rond de viering in 1879 van 300 jaar Unie van Utrecht. De voorzitter van deze commissie was prins Hendrik. Uit de hoofdcommissie ontstond een commissie van uitvoering die de gemeenten in Nederland verzocht commissies in te stellen voor de viering in 1879 van 300 jaar Unie van Utrecht en voor het inzamelen van gelden voor de oprichting in Utrecht van een nationaal gedenkteken, te weten een gedenkzuil, ontworpen door de architect F.J. Nieuwenhuis naar een idee van een van de leden van de hoofdcommissie, dr. Nicolaas Beets, auteur, dichter, hoogleraar en predikant. De gedenkzuil zou op het Lepelenburg moeten worden geplaatst. Bovenop de zuil zou een beeld prijken van Libertas, de Romeinse godin van de vrijheid. De inzamelingsacties werden in het einde van 1877 en in 1878 gehouden. De ingezamelde gelden bleken de begrote vervaardigingskosten bij lange na niet te dekken waardoor op 22 februari 1879 werd besloten af te zien van vervaardiging en de ingezamelde gelden terug te geven aan de donateurs.
Op 23 februari 1879 zou een gouden exemplaar van een gedenkpenning van het derde eeuwfeest van de Unie van Utrecht aan koning Willem III worden toegezonden. De penning was ontworpen door J.P.M. Menger, in opdracht van een aantal inwoners van Utrecht die de herdenking van 300 jaar Unie van Utrecht niet onopgemerkt voorbij wilden laten gaan. Eén van hen was Jan Willem Schubart (Utrecht, 16 april 1831 – 6 mei 1897), gemeenteraadslid van Utrecht, arts en oud-officier der gezondheid 2e klasse. Op de voorzijde was een portret van Jan van Nassau afgebeeld. Het opschrift op de voorzijde luidde: GRAAF JAN VAN NASSAU | STICHTER DER UNIE VAN UTRECHT. Op de keerzijde was een afbeelding van het Alziend Oog aangebracht, uitstralend op een afbeelding van de Nederlandse Leeuw met zwaard en pijlenbundel. De opschriften op de keerzijde luidden: DANKBAARHEID EENHEID VRIJHEID | 1579-1879. Wegens de rouwperioden die het Hof in acht nam na het overlijden in januari 1879 van prins Hendrik, de zoon van de vroegere koning Willem II, en het overlijden in juni 1879 van prins Willem, de oudste zoon van koning Willem III, moest dit worden uitgesteld. Deze overlijdensgevallen hadden ook gevolgen voor de uitbundigheid van feestelijkheden.
De gedenkpenning werd in een ruime oplage gemaakt. Op 20 september 1879 werden een gouden, een zilveren en een bronzen exemplaar van de penning aan koning Willem III toegezonden. Aan het Utrechtse gemeentearchief werd een zilveren en een bronzen exemplaar aangeboden. Tijdens een viering in Tivoli van het derde eeuwfeest van de Unie van Utrecht werden exemplaren van de penning uitgereikt aan de 133 mensen die voor de uitgifte hadden ingetekend. Tijdens een feestmaaltijd ‘s avonds, elders in Utrecht, vond het idee om een standbeeld van Jan van Nassau op te richten, weerklank. Er werd een comité van uitvoering in het leven geroepen onder voorzitterschap van Schubart. In april 1880 schreef dit comité een prijsvraag uit waarbij Nederlandse beeldhouwers en niet-Nederlandse beeldhouwers die in Nederland werkzaam waren een ontwerp konden indienen. Er werden zes ontwerpen ingediend. In oktober 1880 werd het in gips uitgevoerde ontwerp van Stracké, ingediend onder het motto “Trouw en standvastig”, tot winnend ontwerp gekozen.
HET ONTWERP VAN STRACKÉ (STANDBEELD EN VOETSTUK)
Het ontwerp van Stracké toont Jan van Nassau in statiekostuum, enkele ogenblikken na de ondertekening van de Unie van Utrecht. De perkamentrol in de rechterhand met de tekst UTRECHT 1579 stelt de Unie van Utrecht voor. Onderaan de rol hangt een zegel. Het beeld staat op een drietraps voetstuk met links en rechts aan de voorzijde – wellicht op elke hoek van het voetstuk – een beeld van een zittende (vrouwen)figuur. De linker vrouwenfiguur draagt in de linkerhand een lans met daarop een vrijheidshoed en in de rechterhand een lauwerkrans, de attributen van Libertas, de godin van de vrijheid. Op de voorzijde van de bovenste trap van het voetstuk was een plaquette aangebracht met de naam GRAAF JAN VAN NASSAU en eronder het familiewapen van Nassau. Op de middelste trap was een plaquette aangebracht, mogelijk bedoeld voor opschriften. Linksonder op het voetstuk was de naam J.T. STRACKÉ aangebracht. In de einduitvoering zou op de linkerzijde van het voetstuk het wapen der Nederlanden moeten worden aangebracht en op de rechterzijde het wapen van de Unie van Utrecht. In de achterzijde zou een inscriptie moeten worden gehakt die de toewijding zou beschrijven van het Nederlandse volk. Op de middelste trap was een plaquette aangebracht, mogelijk bedoeld voor opschriften. Linksonder op het voetstuk was de naam J.T. STRACKÉ aangebracht.
Nadat de ingediende ontwerpen enige tijd in Utrecht waren tentoongesteld, werd het ontwerp van Stracké als zijnde winnend ontwerp tentoongesteld in Den Haag, Amsterdam, Leeuwarden en Groningen.
DE EINDUITVOERING VAN STANDBEELD EN VOETSTUK
Eind april 1881 werd bekend dat Stracké noodzakelijk geachte wijzigingen zou maken in het model van het beeld en het voetstuk. In het krantenartikel waarin hiervan melding werd gemaakt, was de aard van deze wijzigingen niet omschreven. De hoeveelheid geld die beschikbaar was, zou bepalen op wat voor voetstuk het beeld zou worden geplaatst.
In de periode 22-24 december 1882 werden bij Merkelbach van Enkhuizen & Co in Breda de bronzen delen van het standbeeld gegoten onder aanwezigheid van Stracké, de hoofdcommissie en andere genodigden. In de maanden erna volgde de afwerking.
In mei 1883 was het standbeeld voltooid en werd het, geplaatst op een voetstuk, getoond aan de commissie. Dit voetstuk, een tweetraps voetstuk, was vervaardigd uit hardsteen en was beduidend soberder uitgevoerd dan het ontwerp. De enige aanduiding op het voetstuk was de naam GRAAF JAN VAN NASSAU, waarvoor bronzen, in vuur vergulde letters waren gebruikt. De vrouwenfiguren op het ontwerp-voetstuk en de plaquette met het wapen van Nassau maakten geen deel uit van de einduitvoering, evenmin als de kleine plaquette aan de voorzijde en de wapens der Nederlanden en de Unie van Utrecht. Op de achterzijde van het voetstuk was geen inscriptie gehakt. De naam J.T. Stracké was niet op het voetstuk vermeld maar op de voetplaat van het beeld, evenals de naam van de bronsgieter en het jaar van voltooiing.
AANDACHT IN DE PERS
Kranten in geheel Nederland besteedden in de periode 1579-1583 aandacht aan het totstandkomen van “Graaf Jan van Nassau”. De Utrechtse krant “Het nieuws van den dag – kleine courant” stond bol van artikelen. In landelijke dagbladen als het Algemeen Handelsblad werd er regelmatig verslag over gedaan. In een aantal gevallen namen kranten een bericht dat elders was gepubliceerd, over, soms met bronvermelding. In een aantal kranten zijn oproepen gepubliceerd om de totstandkoming van het standbeeld financieel te ondersteunen.
Ook in kranten in Nederlands-Indië werd aandacht besteed aan “Graaf Jan van Nassau”. Vergeleken met Nederlandse kranten gebeurde dat in een lagere frequentie. Niettemin was men in Nederlands-Indië naar behoren geïnformeerd.
FONDSWERVING
Reeds in april 1880 (de prijsvraag voor het indienen van ontwerpen was nog maar net geopend) begon het comité van uitvoering met fondswerving in binnen- en buitenland. In Nederland werden in een aantal grote steden commissies ingesteld die zich zouden bezighouden met de fondswerving. In het geval van kleinere Nederlandse steden deed het comité de gemeenteraden van die steden het verzoek om gelden in te zamelen. In een groot aantal plaatselijke kranten verschenen oproepen om bij te dragen in de kosten.
Leden van de koninklijke familie doneerden op persoonlijke titel. Er kwamen donaties van Nederlanders die in het buitenland woonachtig waren, waaronder China, Columbia, Engeland, Japan en Rusland.
Er werden ook andere gebaren gemaakt. Zo doneerde een predikant in Blokker het batig saldo van zijn lezing in de zomer van 1881 over van de Afzwering van Filips II.
In maart 1884, zes maanden na de onthulling, doneerde de gemeente Utrecht nog een bedrag van f 2000,-.
DE PLEK VAN HET STANDBEELD
Het comité van uitvoering had in de laatste week van januari 1881 de gemeente Utrecht verzocht een plek aan te wijzen op het St. Janskerkhof waar het standbeeld zou kunnen worden geplaatst. Drie maanden later, op 28 april 1881, werd bekend dat de commissie afzag van plaatsing op het St. Janskerkhof en plaatsing voorstond op het Munsterkerkhof (sinds 1912: Domplein). Het motief was dat op het Munsterkerkhof het standbeeld in de nabijheid van de Domkerk zou staan, waar de Unie van Utrecht op 23 januari 1579 in de kapittelzaal was ondertekend.
Op 25 februari 1882 werd bekend dat het standbeeld zou worden geplaatst op de binnenplaats van de Academische Bibliotheek, gevestigd in Utrecht in het paleis van Lodewijk Napoleon aan de Wittevrouwenstraat. Het is niet duidelijk welke overwegingen hieraan ten grondslag hebben gelegen.
In oktober 1882 werd bekend dat aan de gemeenteraad van Utrecht het plan was voorgelegd om het standbeeld op het Munsterkerkhof te plaatsen. In de berichtgeving was niet vermeld waarom was besloten tot plaatsing op het Munsterkerkhof. Misschien had de commissie zich bedacht of was plaatsing aan de Wittevrouwenstraat niet haalbaar. Op 22 december 1882 keurde de gemeenteraad het plan goed. Het standbeeld zou geplaatst worden met de rug naar het gebouw waar de Unie van Utrecht in 1579 was ondertekend. De gemeenteraad had tevens toegezegd f 2000,- bij te dragen in de kosten van de fundering van het standbeeld.
Eind februari 1883 werd op het Munsterkerkhof een begin gemaakt met de aanleg van de fundering van het standbeeld. Tijdens de werkzaamheden op het Munsterkerkhof werden brokstukken aangetroffen van ornamenten van gotische kerken die er vroeger hadden gestaan, waaronder drie stenen Christuskoppen.
PLANNING VAN DE ONTHULLINGSDATUM, OPSTELLING VAN HET PROGRAMMA
De onthullingsdatum van “Graaf Jan van Nassau” werd regelmatig verwacht, gepland en uitgesteld. In berichten in oktober en november oktober 1882 over de plaatsing van het standbeeld op het Munsterkerkhof was vermeld dat de onthulling “met grote zekerheid” in mei 1883 zou plaatsvinden. Wegens het overlijden op 29 mei van prinses Marianne, de dochter van van koning Willem III en koningin Emma, moest de onthulling worden uitgesteld. Het Hof had een week halve rouw aangenomen en twee weken lichte rouw.
Op 9 juni werd het voetstuk in delen aangeleverd. Tijdens het transport van het Rijnspoorstation in Utrecht naar het Munsterkerkhof bezweek een vrachtwagen onder het gewicht van een van de delen. Dit deel kon pas twee dagen later naar het Munsterkerkhof worden getransporteerd. De verwachting was toen dat het standbeeld begin juli geplaatst zou kunnen zijn. Het standbeeld arriveerde op 6 juli. De verwachting was toen dat de onthulling begin augustus zou plaatsvinden en dat koning Willem III daarbij aanwezig zou zijn. Op 10 juli werd gemeld dat het beeld op het voetstuk was geplaatst en deels in linnen was verpakt. Ter afscherming was om het voetstuk een schutting geplaatst. Met het oog op de onthulling werd het carillon van de Domtoren ingesteld op het afspelen van het Wilhelmus.
Op 21 juli werd bekend dat de onthulling op 17 september zou plaatsvinden, aansluitend op de opening van de beide Kamers der Staten-Generaal, en dat het koninklijk paar erbij aanwezig zou zijn. Als daarover zekerheid was, zou op de dag van onthulling een defilé worden gehouden waaraan naast alle bekende verenigingen ook het studentencorps, de HBS en het gymnasium zouden deelnemen.
Op 25 augustus werd bekend dat de onthulling met zekerheid op 20 september zou plaatsvinden. Dit zou drie dagen na de opening van de beide kamers der Staten-Generaal zijn.
Op en na 12 september verschenen berichten dat de onthullingsdatum nog steeds niet vaststond. In de hoop dat koning Willem III en zijn echtgenote erbij aanwezig zouden kunnen zijn, was besloten dat hij de onthullingsdatum zou bepalen. Dit kan betekenen dat het voortdurende uitstel werd veroorzaakt door het feit dat koning Willem III niet aanwezig kon zijn bij de onthulling. Op 28 september werd bekend dat de onthulling zou plaatsvinden op 15 oktober. Daar is verder geen verandering in gekomen. Op 29 september werd bekend dat het Utrechtsch Studenten Corps bij de onthulling een erewacht zou vormen. Op 2 oktober werd bekend gemaakt dat het programma rond de onthulling aan Willem III zou worden voorgelegd. Er werd een commissie aangesteld die contact zou zoeken met “andere verenigingen” en die voornemens was om koningin Emma een geschenk aan te bieden als zij de onthulling zou bijwonen. Details over de uitvoering van het programma werden op 6 oktober besproken. Alle scholen, werkplaatsen enz. zouden op de dag van de onthulling gesloten zijn en de banier die de erewacht van het Utrechtsch Studenten Corps zou dragen, zou aan koningin Emma worden geschonken. Op 8 oktober werd bekend dat koning Willem III het programma rond de onthulling had goedgekeurd, zodat het definitief was vastgesteld.
Op 27 september werd een begin gemaakt met het in orde brengen van de bestrating van het Munsterkerkhof.
Op 13 oktober 1883 meldde de Haagsche Courant dat in Utrecht voorbereidingen werden getroffen voor de onthulling. Huizen werden versierd, groepjes jongens in oranje kleding trokken door de straten en zongen de volksliederen en etalages werden versierd met oranje en de Nederlandse vlag. Een schoenmaker van het 1e regiment vesting-artillerie had ter gelegenheid van de onthulling een pentekening gemaakt en deze aan koning Willem III doen toekomen, die via zijn secretaris zijn dank hiervoor uitsprak. Bij de Willemsbrug en de Pausdam, waarlangs de route voerde, werden erepoorten opgericht. Hiernaast een afbeelding van de erepoort aan de Pausdam.
DE ONTHULLING
Op 15 oktober 1883 arriveerde het koninklijk paar op het Rijnspoorstation, waar zij werden verwelkomd door de commissaris van de koning in de provincie Utrecht, de burgemeester van Utrecht, de voorzitter van het comité ter oprichting van een standbeeld van Jan van Nassau en de voorzitter van het burgercomité aangaande de feestelijkheden. Daarna begaf het gezelschap zich in rijtuigen naar Paushuize, de woning van de commissaris van de koningin. Na een korte pauze aldaar reed het gezelschap naar het Munsterkerkhof. De route was rijkelijk versierd en bij de Trans was een erepoort opgericht. Bij de aankomst van de stoet zong een kinderkoor het Wilhelmus. A.R. Ruitenschild, predikant van de Hervormde Gemeente Utrecht en lid van de hoofdcommissie, ging in zijn onthullingstoespraak uitvoerig in op de betekenis van Jan van Nassau en de Unie van Utrecht. Halverwege de toespraak onthulde Schubart op een teken van Willem III het standbeeld door het doek weg te trekken die over het beeld was gehangen. Het kinderkoor zong een voor deze gelegenheid gecomponeerde cantate, waarna Ruitenschild zijn toespraak voortzette. Na afloop van de toespraak zong het kinderkoor het “eerste couplet van het “Wien Neêrlands bloed”. Schubart droeg “Graaf Jan van Nassau” over aan de burgemeester van Utrecht. Er werden kransen gelegd door koning Willem III en een HBS-leerling. Het muziekkorps speelde het door haar directeur voor deze gelegenheid gecomponeerde Nassau-lied. In het auditorium werd het overdrachtsdocument ondertekend. Daarna begaven de hoge gasten zich naar Paushuize, waar zij een koud buffet aangeboden krijgen. Een afvaardiging van inwoners van Utrecht bood aan koning Willem III als herinnering aan deze dag een ebbenhouten, met zilver afgezet kistje aan met daarin een album met twintig foto’s van Utrechtse stadsgezichten, een calligrafisch werk met daarop afbeeldingen van de Domtoren, het wapen van Utrecht en een oranjetak, en een lijst met namen van degenen die dit aandenken hadden bekostigd.
In de nasleep van de onthulling was, zolang de voorraad strekte, in boekhandels in Nederland en bij uitgeverij H.A.M. Roelants in Schiedam de tweedelige uitgave Nederland tijdens den volksopstand tegen Spanje 1564-1581 (prof. J. van Vloten) voor iets minder dan de helft van de prijs (f 3,- in plaats van f 6,80) verkrijgbaar. Met deze aanbieding werd beoogd dat iedere Nederlander kennis zou kunnen nemen van de met opofferingen gevoerde strijd in de periode waarin de Unie van Utrecht tot stand was gekomen.
Ter gelegenheid van de onthulling van “Graaf Jan van Nassau” was een bronzen gedenkpenning ontworpen. Op de voorzijde stond een afbeelding van het standbeeld en de vermelding HET STANDBEELD VAN GRAAF VAN JAN NASSAV ONTHVLD 1883. De voorzijde was ontworpen door J.P.M. Menger. Op de keerzijde stond het wapen van Nassau en het opschrift PLUS TOST MORIR 1580-1883. De achterzijde was ontworpen door J.P.M. Menger en W. Schammer. De penning werd in 1893 uitgebracht.
SIERHEKKEN EN BEPLANTING
Bij de onthulling was boven straatniveau een vierkant vlak van klinkers gelegd. In het midden van dit vlak stond “Graaf Jan van Nassau”, omgeven door een hoog sierhek.
In september 1883 was in kranten gemeld dat het Munsterkerkhof na de onthulling van het standbeeld herschapen zou worden in een park. Of dit loze geruchten waren of dat ze betrekking hadden op concrete plannen, is niet duidelijk.
Op de begroting van 1884 van de gemeente Utrecht was een bedrag van f 8222,50 uitgetrokken voor restauratie van het Munsterkerkhof. In de kranten is niet gemeld uit welke werkzaamheden deze restauratie heeft bestaan. Het Munsterkerkhof is niet veranderd in een park. In tegenstelling tot geruchten die de ronde deden, is de naam niet in “Jan van Nassauplein” veranderd.
Rond 1894 is de klinkerbestrating van het vlak waarop “Graaf Jan van Nassau” stond, vervangen door beplanting, met om het vlak heen een laag sierhek, zodat er twee sierhekken om het standbeeld stonden. Eind 1950-er jaren werden de sierhekken en de beplanting vervangen door tegels en werden aan de rand van het vlak op regelmatige afstand van elkaar pilaren geplaatst om te voorkomen dat het standbeeld zou worden omvergereden.
KONINKLIJKE WAARDERING EN LOVENDE KRITIEKEN
Stracké en Merkelbach hebben de onthulling van “Graaf Jan van Nassau” bijgewoond. Na de ondertekening van het overdrachtsdocument werden zij voorgesteld aan koning Willem III, die hen complimenteerde met het standbeeld. Stracké en de koning waren geen onbekenden voor elkaar. In 1853-1855 had Stracké een borstbeeld van de koning ontworpen, dat bij hem in goede smaak viel.
In een bespreking in oktober 1883 in De Nederlandsche Spectator was over het beeld geschreven dat het een eenvoudig, degelijk beeld was, met talent vervaardigd en met veel details op de kleding. De houding van het beeld werd omschreven als rustig en vastberaden, met de blik gericht op de toekomst. Het enige minpunt was dat het gelaat jonger oogde dan 45 jaar.
In Nederlandse beeldhouwers in de negentiende eeuw (Den Haag, 1957) heeft P.K. van Daalen over “Graaf Jan van Nassau”, dat hij op 1888 dateerde, geschreven dat het beeld goed van verhouding was met het voetstuk en een is met de heterogene, omdringende omgeving. Het Spaanse mannenkostuum met wambuis en korte broek leende zich goed voor plastische vormgeving.
PLAQUETTE TER GELEGENHEID VAN HET VIERDE EEUWFEEST VAN DE UNIE VAN UTRECHT
Op 23 januari 1979 werd het vierde eeuwfeest van de Unie van Utrecht gevierd. Tijdens een plechtige bijeenkomst in de Domkerk werd, in aanwezigheid van onder andere een groot deel van de koninklijke familie, diplomaten, leden van het Kabinet en de Eerste en Tweede Kamer, de ondertekening op 23 januari 1579 van de Unie van Utrecht herdacht. In 1979 werden tal van activiteiten georganiseerd zoals de tentoonstelling “De kogel door de kerk?” in het Centraal Museum, een kledingtentoonstelling en een tweedaags congres met als thema: “Demokratie ’79”. Verder werden er speciale postzegels en penningen uitgebracht. Ter hoogte van Oudegracht 158 werd een lantaarnconsole onthuld, ontworpen door Jeanot Bürgi (Zürich, 25 juni 1939), die de Unie van Utrecht als onderwerp had. De console werd op 3 mei 1979 onthuld door Hendrik Johan Lubert (Henk) Vonhoff (Amsterdam, 22 juni 1931 – Hilversum, 25 juli 2010), burgemeester. van Utrecht. Op 19 januari 1979 had hij aan de achterzijde van het voetstuk van “Graaf Jan van Nassau” een plaquette onthuld, samen met de ontwerper ervan, Johannes Henricus Maria (Jan) Noyons (beeldhouwer, edelsmid en sieraadontwerper, Utrecht, 6 juli 1918 – 8 december 1982). Op de plaquette is de betekenis beschreven die Jan van Nassau had voor de Unie van Utrecht en is vermeld dat de Unie van Utrecht beschouwd wordt als de grondslag van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en daarom ook van de huidige Nederlandse staat.
Ten tijde van de onthulling in 1979 was de plaquette in een frame geplaatst en was alles goed te lezen en te zien; de tekst en afbeeldingen contrasteerden met de achtergrond. De contrastering is in de loop der jaren verdwenen, wat het uiterlijk van de plaquette en de leesbaarheid van de tekst niet ten goede is gekomen.
AANWIJZING TOT GEMEENTELIJK MONUMENT
Sinds mei 2018, na een jaar durende discussie over een nieuwe plek op het Domplein, is “Graaf Jan van Nassau” een gemeentelijk monument.
Bij de voltooiing in april 2017 van de herbestrating van het Domplein gaf de gemeente Utrecht te kennen “Graaf Jan van Nassau” enkele tientallen meters te willen verplaatsen. In de nieuwe bestrating waren het ingestorte deel van de Domkerk en de contouren van de vroegere Heilig Kruiskapel en de Sint Salvatorkerk gemarkeerd. De markeringslijnen van de Sint Salvatorkerk kruisten “Graaf Jan van Nassau”. De gemeente vond dit niet passend en zocht met de Adviescommissie Beeldende Kunst en Vormgeving en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed naar een betere plek op het Domplein die de markeringslijnen en het standbeeld ten goede zou komen.
Het Cuypersgenootschap, dat zich inzet voor het behoud van het negentiende en twintigste-eeuwse cultuurgoed in Nederland, tekende in juni 2017 bezwaar aan tegen het voornemen van de gemeente Utrecht om “Graaf Jan van Nassau” elders op het Domplein te plaatsen. Volgens het genootschap zou hierdoor een belangrijk historisch stadsgezicht van Utrecht onnodig worden aangetast. Het genootschap kende een grote bouwkundige betekenis toe aan het feit dat het beeld sinds zijn onthulling op een en dezelfde plek stond. In december 2017 diende het genootschap een verzoek in bij de gemeente om het standbeeld aan te wijzen als gemeentelijk monument, zodat het beschermd zou zijn tegen verplaatsing of verwijdering. Desgevraagd adviseerde de Commissie Welstand en Monumenten het verzoek in te willigen. Op 24 mei 2018 maakte de gemeente Utrecht bekend dat “Graaf Jan van Nassau” de status van gemeentelijk monument had gekregen. Kees Geldof, wethouder met in zijn portefeuille Erfgoed en Monumenten, gaf hierbij aan dat het feit dat het beeld al sinds 1883 op de oorspronkelijke plek op het Domplein staat, uniek is. De status van gemeentelijk monument is volgens hem goed voor het behoud van “Graaf Jan van Nassau” en de kennisoverdracht naar toekomstige generaties.
Bronnen
– Algemeen Handelsblad, 30 april 1881, 25 februari 1882, 22 oktober 1882, 12 juni 1883, 21 juli 1883, 27 september 1883, 29 september 1883, 2 oktober 1883, 16 oktober 1883 en 1 maart 1884.
– Arnhemsche courant, 6 juni 1883 en 12 oktober 1883.
– Dagblad van Zuidholland en ‘s Gravenhage, 23 december 1882.
– De Amsterdammer – Dagblad voor Nederland, 25 februari 1883 en 9 maart 1883.
– De Standaard, 25 december 1882 en 16 oktober 1883.
– DUIC, 14 april 2017.
– Gemeente Utrecht, 24 mei 2018.
– Haagsche Courant, 17 juli 1883, 29 september 1883, 8 oktober 1883 en 13 oktober 1883.
– Het nieuws van den dag – kleine courant, 23 oktober 1879, 24 januari 1880, 6 april 1880, 23 maart 1880, 8 april 1880, 21 juli 1880, 3 september 1880, 25 oktober 1880, 20 december 1880, 4 maart 1881, 5 november 1881, 15 november 1881, 3 juli 1882, 25 december 1882, 5 juni 1883, 7 juli 1883, 12 juli 1883, 25 augustus 1883, 12 september 1883, 28 september 1883, 6 oktober 1883, 15 oktober 1883, 18 oktober 1883, 5 november 1883
– Het nieuwsblad voor Nederland, 11 oktober 1883.
– Het Utrechts Archief.
– Nederlandsche Staatscourant, 6 oktober 1880.
– Oud Utrecht, 23 januari 2020.
– Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche courant, 30 oktober 1883.
– Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 16 oktober 1883.
– Rotterdamsch Nieuwsblad, 21 oktober 1882 en 10 juli 1883.
– RTV Utrecht, 21 mei 2017.
– https://haffmansantiek.nl
– https://jaarboekvoormuntenpenningkunde.nl/jaarboek/1903/1903q.pdf.
– https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlandse_Maagd.
– https://www.huizenaanhetjanskerkhof.nl/jan-van-nassau/.
– Jan van Nassau op het Domplein – Een beeld als uiting van nationalisme (Els Lambregtsen-Nas, Utrecht, 1999).
– Nederlandse beeldhouwers in de negentiende eeuw (P.K. van Daalen, Den Haag, 1997.
Met dank aan:
– mr. F.J. Haffmans Kunst en antiekhandel, Utrecht, voor het gebruik van foto’s van de penningen
Jan van Nassau: Jan (Johan) VI de Oude, graaf van Nassau-Dillenburg (Dillenburg, 22 november 1536 – Slot Dillenburg, 8 oktober 1606). In mei 1578 werd Jan van Nassau, woonachtig in Slot Dillenburg, door zijn broer Willem (Willem van Oranje, Dillenburg, 24 april 1533 – Delft, 10 juli 1584), aangesteld tot stadhouder van Gelre. Jan van Nassau heeft een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van de Unie van Utrecht. In 1580 keerde hij terug naar Slot Dillenburg; hij kon zich niet vinden in de Fransgezinde politiek van zijn broer.
Unie van Utrecht: schriftelijke overeenkomst tussen een aantal Nederlandse gewesten waarin onder andere was afgesproken dat zij Filips II gezamenlijk zouden bestrijden. De Unie van Utrecht wort gezien als de voorloper van de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden.
Bronnen en verdere informatie:
– https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_VI_van_Nassau-Dillenburg
– https://nl.wikipedia.org/wiki/Unie_van_Utrecht_(1579)
“STATUE SUNDAY”
Op 2 april 2023 hebben actievoerders van de klimaatbewegingen Scientist Rebellion en Extinction Rebellion “Graaf Jan van Nassau” geblinddoekt en een bord omgehangen met de oproep OPEN JE OGEN | WEES EERLIJK | DIT IS EEN KLIMAAT NOODTOESTAND. Dit gebeurde in het kader van “Statue Sunday”, een actie van Scientist Rebellion in reactie op het gebrek aan urgentie bij politici en bestuurders na publicatie in maart 2023 van het rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties. De actie, begonnen op 26 maart 2023, houdt in dat leden van Scientist Rebellion wereldwijd iedere zondag standbeelden van politici, wetenschappers en andere prominenten van een blinddoek voorzien en er een bord aan hangen met een oproep. Op die manier willen zij kracht bijzetten aan hun eis dat bestuurders, politici en andere prominenten de waarheid vertellen over de klimaatcrisis en maatregelen nemen om biodiversiteitsverlies te stoppen en de uitstoot van broeikasgassen te verlagen tot netto nul in 2025. Zij hebben voor deze actievorm gekozen omdat standbeelden een belangrijke symboolfunctie hebben. De blinddoeken symboliseren dat politici en leiders wegkijken van de wetenschap en geen actie ondernemen om klimaatverandering tegen te gaan.
2 april 2023 was de tweede achtereenvolgende zondag dat in het kader van “Statue Sunday” in een aantal landen beelden werden geblinddoekt. In Nederland werd bij 27 beelden in meer dan 20 steden op deze manier actie gevoerd. 16 april 2023 was de laatste zondag waarop deze actie werd gevoerd.
Scientist Rebellion is een internationale beweging van wetenschappers die zich grote zorgen maken over het klimaat en de ecologische crisis. Scientist Rebellion is gelieerd aan Extinction Rebellion (XR), een internationale eco-socialistische beweging die door middel van geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid campagne voert voor nul koolstofemissies, een einde aan de ecologische crisis en sociale en economische rechtvaardigheid.
Bron:
– https://dub.uu.nl/nl/nieuws/wetenschappers-blinddoeken-standbeelden-utrecht